Mijn gezin telt twee zonen (8 en 6) en een dochter (7 maanden). Als ik zeg dat het best pittig is, hoor ik vaak: ‘ja, maar meisjes zijn makkelijker’. Klopt dat? Vragen jongens en meisjes een andere opvoeding? Ik vraag het aan psychotherapeut Jürgen Peeters. Naast zijn eigen ervaring als vader, hoort hij dagelijks verhalen van ouders op zijn therapiestoel. In zijn nieuwe boek ‘Afgestemd opvoeden’ wijdt hij een heel hoofdstuk aan dit thema: ‘Boys will be boys?’.
De expert
Jürgen Peeters is psychotherapeut en werkt al meer dan 30 jaar met ouders en professionals in de jeugdzorg, de kinderopvang en het onderwijs. Hij schreef de boeken ‘Afgestemd opvoeden’ en ‘Kinderen zijn geen puppy’s’ en geeft vormingen, lezingen en pedagogische studiedagen over opvoedthema’s zoals stress, jongens, seksuele weerbaarheid en meer. Je hoort hem ook als spreker in meerdere podcasts rond opvoeding. We vragen hem of jongens een andere opvoeding nodig hebben dan meisjes.
Jürgen, moeten we jongens een andere opvoeding geven dan meisjes?
‘Het is een genuanceerd verhaal’, benadrukt Jürgen. ‘Gemiddeld lijken jongens en meisjes meer op elkaar dan dat ze verschillen. Al zijn er wezenlijke elementen waarmee je best rekening houdt. Kort samengevat: jongens rijpen trager, bewegen meer en leren door zelf te proberen.
Wereldwijd zien we dat jongens het slechter doen op school. Een van de redenen is dat we soms dingen verwachten die ze ontwikkelingsgewijs nog niet kunnen. Leren schrijven bijvoorbeeld, dat is topsport. Jongens hebben vaak baat bij iets langer kleuteren, zowel voor hun fijne motoriek als voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling.’
Gemiddeld lijken jongens en meisjes meer op elkaar dan dat ze verschillen.
~ Jürgen Peeters
Waarom gebeurt dat dan niet vaker?
‘Er is veel maatschappelijke druk om te presteren. We willen dat kinderen mee kunnen en beter hun best doen, in plaats van hen meer rijptijd te geven. Daardoor zie je soms al schoolmoeheid in het eerste leerjaar. Iets moeten wat je nog niet kan, zorgt voor frustratie en negativiteit.
Jongens rijpen trager. En hebben een andere leerstijl. Ze leren meer door zelf te proberen dan door te luisteren. “Doe gewoon wat ik zeg” werkt minder goed. Dat moeten ze uiteraard ook leren. Al hebben ze genoeg ruimte nodig om op hun eigen manier te onderzoeken, met een coach die hen op weg helpt.’
Waar kan je als leerkracht rekening mee houden?
‘Laat jongens – en eigenlijk alle kinderen – meer bewegen. Uren stilzitten in de meest beweeglijke periode van je leven is lastig. Daar is ons lichaam niet voor gemaakt. Ga naar buiten. Doe kinderen rechtstaand werken, bijvoorbeeld letters uitbeelden of maaltafels klappen. Laat beweeglijke leerlingen iets halen in een ander gebouw, of laat hen iets demonstreren. Zet hun energie constructief in.
Geen huiswerk geven is ook handig. Na school moeten kinderen vooral spelen. Jongens tussen drie en tien jaar hebben het nodig om te ravotten en te speelvechten om spanning kwijt te raken. Ze verlangen naar bewegen en fysiek contact. Vroeger deden jongens zinvolle activiteiten in de landbouw, die ontlading is grotendeels verdwenen.’
Jongens tussen drie en tien jaar hebben het nodig om te ravotten en te speelvechten.
~ Jürgen Peeters
En thuis? Wat kunnen ouders doen?
‘Hun jongens waarderen. Hun kracht zien en erkennen. En hen helpen om een gezonde mannelijkheid te ontwikkelen. In deze genderneutrale tijden is het soms spannend om te spreken over verschillen. En tegelijk is het belangrijk dat jongens jongen mogen zijn. Dat ze hun vrouwelijke én hun mannelijke kwaliteiten ontwikkelen.
Mannelijke mentoren zijn daarbij essentieel. Jongens hebben mannen nodig als gids, om zichzelf te herkennen en te identificeren – die mannen hoeven trouwens niet perfect te zijn. Je weet pas van binnenuit hoe het voelt om in een lichaam te zitten als je hetzelfde lichaam hebt. Ik kan vanuit mijn eigen natuur spreken over zaadlozing en erecties, niet over maandstonden en bevallen.
Al vanaf de geboorte worden kinderen vooral omringd door vrouwen: van familie tot crèche en school. Het is kwetsbaar maar nodig om als jongen op zoek te gaan naar je eigen mannelijke identiteit. Denk aan het lelijke eendje die plots voelt “dit ben ik”, wanneer hij ontdekt dat hij een zwaan is.’
Wat is een gezonde mannelijkheid?
‘Veel jongens lopen verloren. De cijfers zijn duidelijk: ze belanden vaker in conflict, geweld, drugs en schooluitval. Wij helpen hen te weinig in hun ontwikkeling naar een gezonde mannelijkheid: actie-energie met respectvolle grenzen. Ze leren dat niet vanzelf.
Jongens hun energie wordt vaak gepercipieerd als te druk, te veel en te luid. Zeker door vrouwen, die deze wilde energie minder herkennen vanuit hun eigen natuur. Toch is het belangrijk om er positief naar te kijken. Jongens moeten hun energie kwijt kunnen. Tegelijk moeten ze leren om hun actiehormonen te reguleren. Dat vraagt helder leiderschap, regels en een duidelijk kader waarbinnen ze vrij mogen bewegen.’
Hoe kunnen we jongens nog helpen? Met hun emoties bijvoorbeeld?
‘Zeker. Jongens hebben veel gevoelens maar minder woorden om ze te uiten. We moeten hen helpen om verbinding te maken tussen hun emoties en hun lichaam. Hun binnenwereld verwoorden. Dat vraagt voor hen meer moeite.
Jongens hebben veel gevoelens, maar minder woorden om ze te uiten.
Bovendien krijgen ze dit minder vaak aangeleerd of voorgeleefd, waardoor de afsplitsing blijft. Ik zie volwassen mannen die pas voor het eerst verbinding maken met hun lijf en emoties. Het is moeilijk om kinderen te gidsen in iets dat je zelf nog niet kan.
Ik geef een voorbeeld. Als je zoon gefrustreerd is na het gamen, kan je zeggen “Ik merk dat je prikkelbaar bent. Voel je die onrust zelf ook?” Niet als verwijt, maar als uitnodiging. Zo geef je taal aan wat er gebeurt, waardoor er meer bewustzijn komt.’
Woorden geven aan hun gedrag en gevoelens dus?
‘Juist. Kinderen willen van nature bijdragen. Geef hen tools om dat te doen. Als jongens tijdens hun spel een ander kind omver lopen, helpt het om niet kwaad te roepen: “Pas nu toch eens op!” Benoem wat je ziet gebeuren, laat hen zelf iets goedmaken of oplossen. Ze bedoelen het meestal niet slecht.
Zeg bijvoorbeeld iets constructiefs als: “Dat was een ongeluk. Je schrok ook, zie ik. Zullen we dat kindje samen helpen?” Ondersteun hen in hun behoefte om bij te dragen. Als je jongens voortdurend beschuldigt of apart zet als ze iets ongepasts doen, stapelt die wrok zich op. Dat is een voedingsbodem voor probleemgedrag.’
Vertonen jongens meer probleemgedrag?
‘Stilzitten als je lichaam vol actiehormonen zit, zorgt ervoor dat het ontploft vanbinnen. Veel jongens krijgen medicatie als verdoken vorm van disciplineren. Wat ze écht nodig hebben, is voldoende ontlading. Bewegingstussendoortjes op school, vrije fysieke activiteiten thuis en beperkte schermtijd (zeker tot hun 7 jaar) helpen daarbij.
Vaak werkt het niet als je zegt “Ga maar buiten spelen”. Neem zelf ook even een frisse neus, tot je kinderen in hun spel geraken – dat doet jou zeker deugd. Even in de natuur zijn om tot je natuur te komen. Ons lichaam wordt daar blij van, al voelen veel mensen dat niet meer.’
Als we één ding moeten onthouden, wat is dat dan?
‘Geef jongens tijd om te rijpen en ruimte om te bewegen. Gras groeit niet sneller als je eraan trekt. Nogmaals: het is genuanceerder dan dit. Gemiddeld lijken jongens en meisjes vooral op elkaar. Maar die wezenlijke verschillen verdienen onze aandacht.’
Wat je moet weten over jongens
- Latere rijping (+/- 1,5 jaar): dus meer ontwikkelingstijd nodig.
- Meer actiehormonen: dus meer beweging en fysieke ontlading nodig.
- Meer leren door te doen: dus duidelijke grenzen nodig waarbinnen ze zelf mogen proberen.
- Minder verbinding met lichaam en emoties: dus meer hulp nodig bij het verwoorden van hun binnenwereld.
- Nood aan mannelijke identificatiefiguren: iemand in wie ze iets van zichzelf herkennen.
Het boek van Jürgen Peeters is beschikbaar bij Standaard Boekhandel. Leden van de Gezinsbond hebben spaarkorting.