De kindertijd van de Palestijn Orabi (37) was allesbehalve zorgeloos. ‘Naar school gaan was soms letterlijk een kwestie van leven of dood.’ Gelukkig groeien zijn kinderen Firas (6) en Mina (4) op in een veiligere omgeving. Want nadat Orabi en An (38) in het huwelijksbootje stapten, kon het multiculturele gezin zich definitief vestigen in Gent. ‘We geven hen in onze opvoeding bewust zo veel mogelijk van hun roots mee.’
Korter lontje
De oorlog in Gaza laat niemand onberoerd. Maar terwijl veel gezinnen de luxe hebben om het nieuws even uit te zetten en de gruwel zo uit hun gedachten te bannen, kunnen Orabi en An dat niet. Ze staan ermee op en gaan ermee slapen: ‘Wij leven al twee jaar met een continu verhoogd stressniveau’, vertellen ze, nadat ze ons hartelijk ontvangen met een dampende kop Palestijnse thee. ‘Daardoor hebben we ook als ouders een korter lontje.’ Dat is niet verwonderlijk. Veel van hun familieleden en vrienden wonen op de Westelijke Jordaanoever, waar Orabi vandaan komt. Zij verkeren niet in direct levensgevaar, maar dragen er – door de nabijheid van de oorlog – wel indirect de gevolgen van. Er heerst een constante onzekerheid over hun lot.
Vluchtelingenkamp
Voor de huidige escalatie van de oorlog in Gaza was het leven er ook al allesbehalve rustig. ‘Ik ben geboren in het vluchtelingenkamp Jalazon’, vertelt Orabi. Dat kamp ontstond na de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948, toen honderdduizenden Palestijnen moesten vluchten uit gebieden die ingenomen werden door het pas opgerichte Israël. ‘Oorspronkelijk bestond het uit tenten, maar toen de bewoners – zoals mijn grootouders – beseften dat ze niet snel zouden kunnen terugkeren naar huis, veranderde het kamp langzaam in een echt dorp. Een heel erg dichtbevolkt dorp.
Vlak bij het kamp is er een Israëlische kolonie. De kolonisten proberen voortdurend meer stukjes land in te nemen, met spanningen, geweld en veel armoede tot gevolg. Als tiener maakte ik de Tweede Intifada mee (een grote Palestijnse opstand tegen de Israëlische bezetting, die gepaard ging met veel geweld, red.). Mijn middelbare school lag in Ramallah, een stad buiten het kamp. Maar de wegen daarheen werden afgesloten. We konden een deel met de taxi afleggen, maar voor de rest van de route moesten we ons plan trekken. Wat betekende dat we vaak gingen lopen. Daarbij liepen we het risico om beschoten of gearresteerd te worden. Ik ken veel mensen die dat niet hebben overleefd. Toch bleven we naar school gaan. In Palestina hechten we enorm veel belang aan een goede opleiding. Een mooie job is een manier om het te redden in het leven.’
Het ene moment zijn de kinderen boos om wat er in Gaza gebeurt, drie seconden later spelen ze weer vrolijk verder.
Alles went
‘Het is verbazingwekkend hoe normaal Orabi functioneert na alles wat hij meemaakte’, valt An in. Haar eigen jeugd – ‘in het witte stadje Lier’ – kan haast geen schriller contrast vormen. ‘In 2010 trok ik naar Palestina voor mijn master-na-master Conflict & Development. Dat was een superintense ervaring. Ik was diep geraakt door de ongelijkheid en het geweld daar. Als internationale bezoeker kon ik vrijwel alles doen: ik mocht vluchtelingenkampen in en uit, ondanks de checkpoints. Mijn Palestijnse vrienden konden dat niet. Zij werden tegengehouden, soms urenlang, zonder reden. Ik was ook relatief veilig, terwijl ik zag hoe Palestijnen werden vernederd, aangevallen of zelfs gedood.
Ik heb tijdens dat bezoek ontzettend veel geweend. En ik herinner me nog goed hoe Palestijnen daar lacherig over deden. “Ah, je bent hier voor de eerste keer”, kreeg ik als reactie. Want dat is het vreemde: na een tijdje word je er inderdaad op een bepaalde manier immuun voor. Dat is een overlevingsmechanisme.’
Schijnhuwelijkstest
Ondanks alles verloor An haar hart aan Palestina... en aan Orabi. ‘De levensomstandigheden zijn er zó hard, en toch zijn de mensen er zo ongelooflijk warm’, vertelt ze. ‘We leerden elkaar kennen toen we allebei vrijwilligerswerk deden in zijn kamp. Het was geen liefde op het eerste gezicht – onze werelden en zorgen lagen mijlenver uit elkaar. Maar naarmate onze gevoelens groeiden, werd duidelijk dat onze levens op het punt stonden om volledig te veranderen.’
En zo geschiedde. Een jaar lang hadden An en Orabi voornamelijk een langeafstandsrelatie, want visums en verblijfsvergunningen bleken een hele uitdaging. Uiteindelijk zat er niets anders op dan te trouwen. ‘Al wilden we dat sowieso, want we waren heel verliefd’, zegt An. ‘Alleen kon zelfs dat niet zomaar. We moesten eerst een schijnhuwelijksinterview afleggen bij de politie. Zoals in de films werden we apart ondervraagd om te checken of onze antwoorden overeenkwamen. Onze toekomst hing ervan af, dus we hadden keiveel zenuwen. Zelfs al was onze relatie honderd procent echt.’ Orabi grinnikt: ‘We woonden toen nog maar net samen. Op een gegeven moment vroegen ze naar de naam van Ans grootmoeder. Ik antwoordde: “Euh... moemoe?”’
Multicultureel gezin
Na haar studie bleef An in Gent plakken. Het koppel vestigde zich in de Brugse Poort, een buurt waar hun multicultureel gezin zich meteen thuis voelde en twaalf jaar later nog steeds met veel plezier wonen. ‘Als we waren teruggekeerd naar Lier, zou Orabi zich wellicht eenzamer hebben gevoeld. Of meer een buitenstaander. Hier is dat totaal anders: iedereen komt van overal. Aan veel ramen in de buurt hangen Palestijnse vlaggen. Op de school van Firas en Mina dragen sommige ouders – ook al hebben ze zelf niets met de oorlog te maken – een Palestijnse sjaal. Dat is heel leuk voor ons.’
Ook in hun opvoeding komt die mix van culturen duidelijk naar voren. ‘We spreken Nederlands én Arabisch met de kinderen’, vertelt Orabi. ‘Palestijnse producten horen gewoon bij ons dagelijks leven thuis. En ja, Firas en Mina zijn op de hoogte van wat er in Gaza gebeurt. We zijn altijd minstens één keer per jaar op bezoek blijven gaan bij mijn familie. Daar zien ze soldaten, checkpoints en de controles, die bij ons als gemengd gezin vaak extra lang duren. De realiteit van de bezetting hadden ze dus al mee. Nu de situatie de laatste twee jaar nog erger is geworden, pikken ze dat natuurlijk op. Wij vertellen hen eerlijk wat er speelt, maar zonder angst aan te jagen of schokkende beelden te tonen. We kunnen – en willen – niet doen alsof alles goed gaat en het leven alleen maar mooi is. Ze moeten niet opgroeien in een utopie. Tegelijk blijven ze gewoon kind: het ene moment boos om wat er in de wereld gebeurt, drie seconden later vrolijk aan het spelen met hun Flippo’s. Die veerkracht is hun grootste kracht.’
Het leven gaat door
Zorgt het zware gewicht van de oorlog ervoor dat dagelijkse futiliteiten zoals discussies over maaltijden en bedtijd vervallen in het niet? ‘Zo werkt het niet’, lacht An. ‘Integendeel, we hebben een korter lontje door de extra stress van de oorlog. Bovendien zijn we allebei behoorlijk activistische ouders. Orabi werkt als IT’er, maar is daarnaast begonnen met de import van Palestijnse producten om lokale boeren en ambachtslieden te steunen. We verkopen die via onze webshop Falastin.be, via wereldwinkels en zelfs aan kunstencentrum VIERNULVIER. Naast mijn job ben ik zelf ook actief bij verschillende organisaties die rond Palestina werken. Dat vrijwilligerswerk vraagt veel tijd. En ondertussen blijft het gewone leven doorgaan: de ochtendrush, de avondstruggle, muziekles, zwemles, atletiek...’
Deze zomer hebben we onze verlofdagen gebruikt om een maand naar Palestina te gaan. Veel mensen verklaarden ons gek omdat we naar ‘oorlogsgebied’ trokken.
‘De voorbije twee jaar hebben we geen echte vakantie gehad, waardoor we er nooit helemaal “uit” zijn geweest om op te laden. Deze zomer hebben we onze verlofdagen gebruikt om een maand naar Palestina te gaan. Veel mensen verklaarden ons gek omdat we naar “oorlogsgebied” trokken, maar Jalazon ligt niet midden in de strijd, en we wilden de familie zo graag zien. Het was absoluut de juiste keuze. Ondanks alles wat er speelt, konden de kinderen tijd doorbrengen met hun grootouders, neven en nichtjes. Dat was hartverwarmend om te zien. Hoewel ze in verschillende werelden wonen en elkaar amper een maand per jaar zien, hebben ze een geweldige band. De kinderen beginnen direct weer met elkaar te spelen, alsof ze elkaar gisteren nog gezien hebben. Ze delen dezelfde spelletjes en dezelfde humor. Dat gevoel dat je als mensen in se allemaal hetzelfde bent, is iets wat we als volwassene vaak kwijtspelen. En dat is echt zonde.’
Foto's: Kristof Ghyselinck