Al meer dan 40 jaar sleutelen opeenvolgende federale regeringen aan ons pensioenstelsel. De ene hervorming volgt de andere op. Ook de huidige federale regering kondigt nieuwe, drastische hervormingen aan. Hoe die er precies zullen uitzien, is nog niet duidelijk. In dit artikel lees je in grote lijnen wat er deze legislatuur allemaal verandert én hoe de Gezinsbond daar tegenover staat.
Pensioenongelijkheid
Na hun pensioen komen vrouwen nog te vaak in armoede terecht. Pas gepensioneerde vrouwen krijgen vandaag gemiddeld een kwart minder pensioen dan mannen. Vooral moeders hebben een lager pensioen. Dat blijkt uit recent onderzoek.
Hoe dat komt? Doordat ze door onbetaalde zorgarbeid te weinig pensioen kunnen opbouwen in hun actieve jaren.
Wat is er intussen gebeurd?
De meest recente pensioenhervorming, die in april 2024 door het parlement is goedgekeurd, houdt meer rekening met zorgarbeid in het gezin. Daar hebben we vanuit de Gezinsbond hard voor gelobbyd.
Hieronder overlopen we welke nieuwe plannen er in het nieuwe regeerakkoord staan ingeschreven. Die maatregelen moeten nog in wetgevende of regelgevende teksten worden gegoten. We blijven je uiteraard op de hoogte houden.
Het minimumpensioen
Wie in ons land een te laag pensioen krijgt, heeft in sommige gevallen recht op een wettelijk minimumpensioen.
Om aanspraak te maken op dit minimumpensioen moet je momenteel een loopbaan als werknemer of zelfstandige kunnen aantonen van ten minste 30 jaar. Daarbij tellen zowel werkelijk gewerkte dagen als gelijkgestelde periodes (zoals ziekte, werkloosheid en gemotiveerd tijdskrediet) mee.
De regering voerde bij de pensioenhervorming in 2022 een nieuwe tewerkstellingsvoorwaarde in voor het recht op het minimumpensioen. Voortaan dien je ten minste 5.000 dagen gewerkt te hebben. Dat komt neer op 250 gewerkte dagen per jaar gedurende een periode van 20 jaar.
Die toegangsdrempel wordt, aldus de nieuwe federale regering, ook de komende jaren niet strenger. Positief is dat je in de toekomst je gewerkte jaren in elk stelsel kan verzamelen. Het maakt dus niet meer uit of je als zelfstandige, ambtenaar of werknemer werkte, ze tellen allemaal mee als gewerkte loopbaanjaren. Dat is nu een hiaat in het systeem. Als je bijvoorbeeld 10 jaar als ambtenaar het gewerkt en daarna 29 jaar als werknemer, dan heb je tot nu geen recht op het minimumpensioen, terwijl je wel 39 jaar hebt gewerkt.
Ons pensioenstelsel moet genderbewust zijn, en rekening houden met de impact van zorg in gezinnen. De Gezinsbond verwacht nog meer inspanningen voor een gezinsvriendelijk pensioenbeleid.
Gelijkgestelde periodes
Bepaalde periodes van inactiviteit tellen mee als 'werkperiodes' voor het minimumpensioen. De voorbije pensioenhervormingen hebben we vanuit de Gezinsbond stevig moeten lobbyen om alle zorgverloven voor het minimumpensioen gelijk te stellen. Tellen nu mee: moederschapsverlof, borstvoedingsverlof, palliatief verlof en periodes van inactiviteit vanwege handicap, preventieve werkverwijdering van zwangere vrouwen, geboorteverlof, tijdelijke werkloosheid, ouderschapsverlof, thematisch verlof voor medische bijstand en tijdskrediet met als motief palliatieve zorgen of de zorg voor een kind jonger dan 21 met een handicap.
‘Gewone’ werkloosheid telt echter niet mee, net als onder andere tijdskrediet eindeloopbaan en opleidingsverlof.
Pensioen malus/bonus
Het doel van de regering blijft nog altijd om 80 procent van onze beroepsbevolking daadwerkelijk aan het werk te hebben. En die moet dan ook liefst aan het werk blijven tot aan de wettelijke pensioenleeftijd. Daarom wil ze wie langer werkt belonen.
De wettelijke pensioenleeftijd bedraagt momenteel 66 jaar. Die wordt opgetrokken naar 67 jaar vanaf 2030. Vervroegd pensioen is mogelijk vanaf je 63ste na een carrière van 42 jaar en wordt in de toekomst ook mogelijk voor wie 62 jaar is en 42 jaar werkte, vanaf 61 jaar na een loopbaan van 43 jaar, of op 60 jaar na een loopbaan van 44 jaar.
Het pensioenbedrag wordt vanaf 2026 verminderd met een malus van 2% (tot 2030), 4% (tot 2040), 5% (vanaf 2040) per jaar vervroegde uittrede voor de wettelijke pensioenleeftijd. Dit systeem treedt in werking indien de gepensioneerde aan de loopbaanvoorwaarde voor vervroegd pensioen voldoet, maar niet aan 35 loopbaanjaren van 156 dagen met effectieve arbeidsprestaties en 7.020 effectief gewerkte dagen.
Wie na zijn vroegst mogelijke pensioendatum verder blijft werken krijgt vanaf 1 januari 2025 een (netto)bonus. Dat geldt niet alleen bij vervroegd pensioen, maar ook voor al wie langer blijft werken dan de wettelijke pensioenleeftijd.
De pensioenbonus wordt hertekend: wie langer werkt dan de wettelijke pensioenleeftijd krijgt vanaf 1 januari 2026 een bonus van 2% (2030), 4% (tot 2040) en 5% vanaf 2040.
Benieuwd wanneer jouw vroegste en wettelijke pensioendata vallen? Al die gegevens vind je terug op mypension.be.
Vervroegd pensioen
Momenteel kunnen werknemers op 60-jarige leeftijd met vervroegd pensioen gaan na 44 loopbaanjaren. Voortaan zal dit mogelijk zijn na 42 loopbaanjaren, op voorwaarde dat elk jaar minstens 234 effectief gewerkte dagen omvat. De andere voorwaarden (vervroegd pensioen vanaf 63 jaar met 42 loopbaanjaren of vanaf 61 jaar met 43 loopbaanjaren) blijven ongewijzigd, al wordt de definitie van een “loopbaanjaar” aangepast. Vanaf 2025 zal een loopbaanjaar 156 dagen (zes maanden) omvatten in plaats van de huidige 104 dagen (vier maanden).
Sommige personen komen in aanmerking voor een vervroegd pensioen. Ook dat blijft bestaan, maar de voorwaarden worden strenger. Vanaf 1 januari 2027 worden in de 3 stelsels (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren) enkel kalenderjaren met 2 gewerkte (of hiermee gelijkgestelde) kwartalen (6 maanden of 156 gewerkte dagen) in aanmerking genomen voor de loopbaanvoorwaarde (vandaag volstaat 1/3 van een voltijdse prestatie of gelijkstelling).
Wie met pensioen is, kan onbelast bijverdienen via een flexi-job. Voor vervroegd gepensioneerden worden de regels daarvoor verruimd.
Voor de personen die met vervroegd pensioen gaan worden de onbelaste jaarinkomsten via een flexi-job vanaf 1 januari 2024 beperkt tot maximaal 7.876 euro. Verdien je meer met je flexi-job, dan daalt je pensioenuitkering evenredig. Dat komt hierop neer: overschrijd je die inkomensgrens met 10%, dan moet je het volgende jaar 10% van je pensioen terugstorten.
Ter vergelijking: loontrekkenden die er naast hun vaste baan nog een flexi-job bijnemen, mogen voortaan jaarlijks 12.000 euro belastingvrij bijverdienen. De nieuwe regering verhoogt dat plafond tot 18.000 euro netto per jaar. Ze belooft flexi-jobbers een hoger maximumuurloon van 21 euro.
Wettelijk gepensioneerden (65 jaar of een volledige loopbaan van 45 jaar) mogen onbeperkt flexi-jobben.
De nieuwe regering breidt het flexi-systeem uit naar alle sectoren die dat willen: ieder paritair comité zal in de loop van dit jaar zelf beslissen in welke mate en in welke functies flexi-jobbers kunnen werken.
Wat is er in het verleden op onze vraag al verbeterd?
De vorige federale regering werkte een aantal discriminaties weg die voor de Gezinsbond aangepakt moesten worden. Enkele voorbeelden:
- Het pensioen voor onthaalouders en voor meewerkende echtgenoten van zelfstandigen wordt vanaf 2023 opgetrokken. Vaak gaat het over vrouwen die door dat beroepsstatuut in het verleden geen of een beperkt pensioen konden opbouwen.
- Wie zijn partner verliest, krijgt voortaan een betere overgangsuitkering. Sinds 2021 krijgt de overblijvende partner altijd minstens een minimumuitkering. Jonge weduwnaars en weduwen met minstens één kind onder de 12 jaar hebben voortaan gedurende vier in plaats van twee jaar recht op een overgangsuitkering.
- Het overlevingspensioen – waar je als gehuwde vanaf 50 jaar recht op hebt – kan je sinds 2021 beter cumuleren met een eigen beroepsinkomen.
Deze verbeteringen zijn vooral voordelig voor vrouwen omdat hun eigen beroepsinkomen vaak onvoldoende is. Ook op deze vlakken is er dus wel degelijk meer erkenning voor zorgarbeid.
We zijn blij met deze realisaties van de vorige federale regering, maar ze gaan voor ons nog niet ver genoeg. Daarom zijn we absoluut niet te spreken over de plannen van de nieuwe federale regering om de erkenning van zorgarbeid - die vooral moeders leveren - af te bouwen. We denken dan vooral aan de afschaffing van het gezinspensioen op middellange termijn en de afschaffing van het overlevingspensioen in zijn geheel. Onze strijd voor het behoud en zelfs de verbetering van deze stelsels blijft dus doorgaan.
Onze visie
Om de pensioenen betaalbaar te houden, moeten we met z’n allen langer en meer aan de slag. De Gezinsbond steunt dat beleid. Tegelijk zijn er de vele zorgnoden waar gezinnen vroeg of laat mee te maken krijgen.
Daarom moet ons pensioenstelsel gender- en gezinsbewust zijn, en rekening houden met de impact van zorg in gezinnen. De Gezinsbond blijft daarom aandringen dat ook deze heikele punten aangepakt worden in de toekomst:
- Behoud de verlofstelsels, zorg voor een betere vergoeding en laat deze stelsels altijd meetellen voor het pensioen en het minimumpensioen, ook als ze onbetaald zijn. Zo wordt het voor iedereen mogelijk om langer te werken.
- Stel het overlevingspensioen open voor wettelijk samenwonenden, en verleng de overgangsuitkering voor wie jonge kinderen heeft. Bekijk hoe je mensen die recht hebben op deze uitkeringen nog beter informeert.
- Zorg voor een pensioenkrediet voor wie zich als mantelzorger registreert maar geen mantelzorgverlof opneemt.
- Voer een rechtvaardig systeem in van pensioensplit voor het wettelijk pensioen (net zoals dit al bestaat voor het aanvullend pensioen). De pensioensplit verdeelt de pensioenrechten gelijk binnen een koppel, waardoor de lusten en de lasten van betaald en onbetaald werk eerlijk verdeeld worden. Deze regering had beloofd – net als de vorige regeringen – om de maatregel te onderzoeken. Intussen is de pensioensplit opnieuw een stille dood gestorven, zo lijkt het. We willen dat deze piste wél serieus genomen wordt en weer op onderhandelingstafel komt.

